Dat antwoordt Ronald Goedemondt in zijn show Numero Uno op deze vraag. Hieronder een stukje daaruit.
Situatie: Ronald (R) haalt zijn zoontje op bij een schoolplein in Amsterdam-Zuid. Naast hem staat een vader (V) met oranje broek en sjaaltje rond zijn strot.
V: Wat is jullie stijl van opvoeden?
R: We hebben niet echt een stijl. Het is meer een combinatie van stijlen.
V: Wat bedoel je daar nu mee?
R: Full contact met low kicks en wurgen.
V: Gast!
R: Nee, nou, ok. Wat wij doen, wat wij proberen, is aandacht voor het individu en geduld.
Aandacht, geduld, aandacht, geduld, aandacht, geduld, aandacht, geduld.
Flippen, schreeuwen, janken, als iedereen zijn bek nou niet dichthoudt gooi ik dit kapot.
Montessori met een vleugje Kim Jong-un.
Je kunt dit hilarische fragment beluisteren op Spotify. Zoek op “Stijl van opvoeden”
In opvoedland is de discussie over opvoedstijlen soms net zo absurd. Alsof je een stijl moet kiezen en daar dan aan moet vasthouden.
Hoe kunnen we er dan wel tegenaan kijken?
De theorie die vaak wordt aangehaald als je het over opvoedstijl hebt is het model van Baumrind (1971). Dit model, aan de hand van de dimensies ‘ontvankelijkheid’ en ‘veeleisendheid’, is door anderen uitgebreid waaruit vier opvoedingsstijlen naar voren komen. De stijl wordt bepaald door de invloed die de ouders willen hebben en de mate waarin op het kind gereageerd wordt.
a) De autoritaire ouder stelt veel regels en legt de nadruk op gehoorzaamheid. Het kind is ondergeschikt. Als het kind niet luistert, volgt er straf.
b) De toegeeflijke ouder doet precies het tegenovergestelde. Deze ouder wil het kind in al zijn behoeften voorzien. Het kind mag bijna alles.
c) Een autoritatieve ouder stelt ook grenzen, maar legt wel aan het kind uit waarom regels gesteld worden. Ook wordt er veel geluisterd naar het kind en is er ruimte voor overleg.
d) Een verwaarlozende ouder (een stijl die later door Maccoby en Martin (1983) is toegevoegd) schenkt weinig aandacht aan het kind. Er zijn geen regels maar ook geen emotionele steun. Het wordt aan zichzelf overgelaten.
Een verdere verdieping in deze stijlen en de consequenties voor de ontwikkeling van het kind, leert dat de autoritatieve stijl verreweg de meest geprefereerde is. De andere stijlen kunnen leiden tot een lage eigenwaarde, minder zelfvertrouwen en een slechtere zelfbeheersing. Een autoritatieve opvoedstijl leidt eerder tot zelfredzame, sociale en verantwoordelijke kinderen.
Dat autoritatief opvoeden dus vaak de juiste stijl is, daar zijn de meeste professionals het wel over eens. Het lijkt een multiplechoicevraag met alleen antwoord c als het goede antwoord. Alleen ‘autoritatief’ heeft positieve woorden. Makkelijke keuze, toch?
Als er maar één goede stijl is, waarom moeten we die andere stijlen uit de theorie dan bespreken?
Het model helpt om patronen te herkennen in hoe ouders op hun kind reageren. Het geeft aan dat er in de samenleving verschillende opvattingen kunnen heersen over wat goed opvoeden is.
Partners hebben vaak allebei een andere achtergrond en zijn niet op dezelfde manier grootgebracht. Waar de een wat losser zal zijn, wil de ander misschien juist strenger zijn. Als de ene ouder is opgevoed met een grote nadruk op regels en discipline, inclusief het straffen van het kind, dan is deze ouder misschien geneigd dit zelf ook weer toe te passen. De denkwijze kan dan zijn: “Vasthouden aan de regels, anders lopen ze over je heen.” De andere ouder is misschien van huis uit heel erg vrij gelaten, alles kon en alles mocht. Deze ouder kan het moeilijker vinden om duidelijke grenzen te stellen en kan denken: “Ik ben zelf ook redelijk terecht gekomen, doe niet zo moeilijk!”
Ouders verdiepen zich relatief weinig in wat hen te wachten staat. Denkbeelden over opvoeden worden doorgegeven van generatie op generatie: “Ik moest het vroeger ook zo doen, dus...”. Nieuwe ouders krijgen geen opleiding over opvoedstijlen en de gevolgen daarvan. Je hoort vaak: “Iedereen zegt iets anders. Waarom zou ik een boek lezen of naar experts luisteren als ze elkaar toch alleen maar tegenspreken?” Dat leidt tot een houding van: “Ik zoek het zelf wel uit. Mijn opvoedingsvaardigheden zijn van nature aanwezig. Ik vertrouw op mijn intuïtieve ouderschap.”
Met deze zienswijze lopen we het risico dat we nog veel blijven opvoeden volgens doorgegeven overtuigingen en mogelijk achterhaalde opvattingen.
Ervaren ouders zullen dit beamen. Zij hebben met vallen en opstaan al geleerd wat wel werkt en wat niet werkt, in welke situatie, én op de lange termijn. Vooral dat laatste is van belang te vermelden. Een straf (autoritair opvoeden) kan namelijk heel goed werken op de korte termijn. Het kind stopt met het gedrag wat net is bestraft. De ouder denkt dan snel: “Zo, dan zal hem leren!” Maar de vraag is of zo het kind in de juiste richting is gestuurd. Het kind kan heel boos worden over de straf, deze proberen te ontlopen (door het stiekem te doen) en misschien ontwikkelt het zelfs wel wraakgevoelens. Het kind leert door de straf dat hij dat gedrag moet ontwijken. Maar heeft het iets toegevoegd aan zijn eigen motivatie om niet de verkeerde dingen te doen? Ouders die met pubers vol in een machtsstrijd zitten kunnen zich alleen achteraf afvragen of ze misschien niet te streng zijn geweest.
Is autoritatief opvoeden dan altijd de juiste keuze? Wanneer je kind plotseling een drukke straat over wil steken ga je toch niet eerst een gesprek aan? Het vereist resoluut optreden wanneer je kind in gevaar is.
Als je kijkt in de pedagogische theorieën en de ontwikkelingspsychologie dan is er gelukkig heel wat overeenstemming te vinden over wat je in welke situatie het beste kunt doen. En dat is ook precies het punt. Je kiest geen opvoedstijl om daar dan vervolgens halsstarrig aan vast te houden. Wat je doet wordt bepaald door in te schatten wat er aan de hand is, hoe belangrijk dit voor je is en in welke fase van ontwikkeling je kind zit.
Als we ouders niet meer willen vragen: “Wat is jouw opvoedstijl?”, hoe kun je dan beter uitleggen wat je in welke situatie kunt doen?
Hiervoor kunnen we het model van Hershey & Blanchard uit de kast halen, gebaseerd op de onder managers overbekende theorie van Situationeel Leiderschap, waarin de leiderschapsstijl afhankelijk moet zijn van het competentieniveau van de medewerker.
Ook voor het opvoeden van je kind is dezelfde denkwijze toepasbaar. Laten we dit kort uitleggen.
Het principe gaat ervan uit dat je stijl afhankelijk is van de ontwikkelingsfase van je kind. Van een volledig afhankelijke baby tot een zelfstandige jongvolwassene.
Jonge kinderen hebben duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig. Ze moeten volledig op de ouder vertrouwen. Een vaste structuur helpt in het dagelijkse ritme.
Als ze zelfbewuster worden, gaan ze meer uitproberen. Het kind stelt zich onafhankelijker op en uit de gevoelens heftiger. Dan is meer uitleg, emotionele ondersteuning en overtuiging nodig.
Wanneer het gedrag vanzelfsprekender is geworden hoef je steeds minder sturend te handelen. Het kind kan steeds meer, maar kan ook onzekerder worden. Met steun help je je kind meer zelfvertrouwen te geven.
En hoe meer het kind kan en durft, hoe meer je kan loslaten.
Regels stellen en handhaven is misschien wel de lastigste opvoedkwestie waar ouders mee worstelen. Het model van Situationeel Opvoeden laat zien hoe je, afhankelijk van de ontwikkelingsfase van het kind, met regels kunt omgaan.
Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. Regels stellen helpt daarbij. Jonge kinderen gaan zich prettiger gaat gedragen als ze weten waar ze aan toe zijn en wat van hen verwacht wordt. Ook voor de ouder geeft dit houvast. Je kunt dan eenvoudig zeggen: “We hebben afgesproken dat...”
Als kinderen zelfbewuster worden gaan ze de “waarom” vraag stellen. Het kind plaatst meer vraagtekens bij wat de ouder uitvaardigt. Strak vasthouden aan regels kan tot veel strijd leiden in gezinnen. Het is dan van belang dat het kind begrijpt waarom iets niet kan of mag. Als we duidelijk maken dat een regel een achterliggende zin (waarde) heeft, is de kans groter dat we hem niet meer als storende norm ervaren. Als ouder leg je de principes achter de regels uit, jouw onderliggende waarden (gezondheid, veiligheid, respect,…). Het is belangrijk dat de partners daarover samen op een lijn komen. Welke normen en waarden vind je belangrijk en welke principes en regels komen daaruit voort.
Wanneer je deze principes meegeeft en je kind deze redenen begrijpt, kan het zelf daarnaar gaan handelen. Kinderen denken dan meer zelf na wat ze beter wel en niet kunnen doen, omdat ze begrijpen waarom iets belangrijk is. Dat geeft je kind houvast, ook onder moeilijke omstandigheden. Als ouder hoef je dus steeds minder sturend te handelen.
Wanneer de verleidingen van buitenaf groeien en je kind onzekerder wordt, neem je als ouder een meer ondersteunende rol. Je kind kent de principes maar heeft nog steeds aanmoediging en reflectie nodig om zelf de juiste keuzes te maken. Langzamerhand gaat je kind zich steeds verantwoordelijker gedragen en gaat het de eigen leefregels bepalen, hopelijk op basis van de door de ouders uitgedragen waarden.
De rol van ouder verandert dus met de ontwikkeling van het kind. Laten we een alledaags voorbeeld nemen als illustratie van situationeel opvoeden; kleding.
Als ouder bepaal je wat voor kleding geschikt is voor een baby. Je kleedt je kind aan en doet een mutsje op in de kou. Het kind kan nog niet veel en de ouder geeft duidelijkheid wanneer wat moet gebeuren. Wanneer je kind merkt dat het zelf een persoontje is en een eigen willetje krijgt, wil het zelf meer controle. Aan- en uitkleden duurt een stuk langer. “Zelluf doen!” Het kind een keuze geven werkt dan vaak beter. “Wil je de rode of blauwe trui aan vandaag?” En je legt uit waarom wanten wel handig zijn in de sneeuw. Het kind leert zo dat kleding beschermt maar ook mooi kan zijn.
Als tiener kan de onzekerheid toeslaan. “Vinden ze mij niet stom met deze kleren?” Veel kinderen in deze leeftijd lopen nog tot ver in de herfst met de zomerjas aan. Als ouder is emotionele steun dan heel belangrijk. Waardering en andere succesjes helpen de puber een beter zelfbeeld te krijgen. Langzaam kan je het kind nu loslaten. Met kleedgeld bepaalt je kind zelf welke kleding het koopt en zo help je je kind richting zelfstandigheid.
“Wat is jouw opvoedstijl?”, is dus een wat beperkende vraag. Het helpt wel in de discussie om achterhaalde opvoedopvattingen (o.a. straffen) met daaruit voortvloeiende problemen (o.a. frustratie, machtsstrijd) bespreekbaar te maken. Maar het gesprek moet ook gaan over de ontwikkeling van het kind en de veranderende rol van de ouders daarin.
Het overdragen van opvoedkennis is een voorwaarde voor een gelukkiger nieuwe generatie. Zo hoeven ouders opvoeden niet met vallen en opstaan te leren en kunnen alle kinderen met evenveel waardigheid en respect opgroeien.
* Gebaseerd op Situationeel Leiderschap van Hershey & Blanchard. Welke manager is er niet groot mee geworden?
In 1999 is ook het boek verschenen ‘Situational Parenting’ van Campbell, O’Brien en Hersey. De teksten in deze blog komen niet voort uit dat boek.
Sander Hefting